Mr. Johan Frederik Walraven van Nes werd geboren in 1795 in Utrecht, waar hij in 1874 overleed. Tijdens zijn jeugd had zijn moeder Catharina Maria Anna de Braconier de voogdij, omdat zijn vader Willem Jacob van Nes, in het buitenland vertoefde. Tot 1819 was hij rechtenstudent in Utrecht. In 1823 vertrok hij naar Ned. Indië als lid van het Hooggerechtshof in Batavia. Daarna maakte hij daar een glansrijke carrière als Indisch Bestuursambtenaar als medewerker en ook vriend van de goeverneur-generaal van NI, De Bus de Gisignies ten tijde van koning Willem I. In 1826 was hij assistent resident van Surabaja, in 1827 resident (de hoogste bestuursambtenaar van een gewest) van Djokjakarta, in 1831 van Pasuruan. In 1839 was hij met verlof in Nederland om te scheiden van zijn eerste echtgenote mevr. M.A. Remij (bij wie hij twee kinderen kreeg) om daarna te huwen met Eugenia Clara Alexandrina Carolina Adolphina Barbara, barones van Hertefeld. Bij haar had hij drie kinderen. In 1842 werd hij benoemd tot resident van Semarang, in 1843 werd hij lid van de Raad van Indie, een onafhankelijk adviesorgaan voor de goeverneur-generaal. In 1847 was hij wederom met verlof in Nederland waar hij met de barones en zijn kinderen woonde in “in de lants croon” te 's -Heerenberg. Hij was toen waarschijnlijk lid van de Commissie van Toezicht van de plaatselijke kostschool van Bastiaan Kouwenberg.
In 1851 werd hij tot vice president van de Raad van Indië benoemd om tenslotte in 1853 terug te keren naar Nederland waar in juli 1864 de barones overleed. In datzelfde jaar nog huwde hij Antoinette Bremer (geb. 1817) uit Doesburg, bij wie hij nog een zoon Johan Frederik Anton van Nes heeft verwekt, die later huwde met Evelien Leonie Louise Blom.
Van Nes bleef waarschijnlijk in Utrecht wonen waar hij tenslotte op 77 jarige leeftijd overleed op 27-02-1874.
Hij was een aimabele, sociaal bewogen, kritische maar ook ambitieuze man. Er is een schilderij van hem gemaakt (in particulier bezit) door de beroemde Belgische portretschilder Francois-Joseph Navez, die ook een portret heeft gemaakt van De Bus de Gisignies, welk nu, in bruikleen van het Rijksmuseum, hangt in Bronbeek te Arnhem.
Hij schreef in 1844 een kritische studie over de onderdrukking en vernedering van de Javaanse bevolking door diverse Indische bestuursambtenaren ten tijde van de Java oorlog cq. opstand door Diponegoro, in het Tijdschrift voor Ned. Indië, zesde jaargang , 4de deel p. 112-171: “Verhandelingen over de waarschijnlijke oorzaken die aanleiding tot de onlusten van 1825 en de volgende jaren in de vorstenlanden gegeven hebben”. Eveneens had hij kritiek op enkele van zijn collega's wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens de vrouwelijke verwanten van de Sultan van Djokjakarta .
In het Nationaal Archief in Jakarta bevindt zich de brievencollectie van de Bus de Gisignies waarin meer gegevens te vinden zijn.