Twan,
Ik heb de indruk dat St.Hubertus nauw verbonden was aan Limburg, vandaar dat een kind daar vaak naar werd vernoemd.
Meertens Instituut
Verering:
Elsloo, H. Hubertus
- Reeds spoedig na zijn dood werd Hubertus vereerd binnen het bisdom Luik waartoe Elsloo tot 1840 behoorde. In dat jaar werd het toegevoegd aan het apostolisch vicariaat Roermond, dat in 1853 tot bisdom werd verheven. Gezien de band met het (prins-)bisdom Luik en haar eerste bisschop, mag het niet verwonderlijk heten dat in Limburg vele kapellen en enige kerken aan Hubertus werden gewijd.
- Concrete gegevens over de aard en intensiteit van een Hubertusdevotie in Elsloo in de middeleeuwen zijn niet bekend, uitgezonderd de keuze voor Hubertus als tweede patroon van de parochiekerk in 1459.
- Met betrekking tot de 18e eeuw is er in het kerkarchief een uit 1745 daterend register van een broederschap van St. Hubertus aanwezig. De naam van pastoor Timmermans (pastoor van 1745-1776) wordt er in vermeld, maar de exacte stichtingsdatum van de broederschap niet; evenmin is er duidelijkheid over de vorm van een eventuele Hubertuscultus. Wel telde de lijst leden van buiten Elsloo, zoals Geulle, Schimmert, Catsop, Terhage, Beek en Sittard. Van de meeste inschrijvers ontbreekt de woonplaats. Van 1745 tot 1774 worden jaarlijks gemiddeld een tiental nieuwe leden ingeschreven. In 1779, 1782 en 1783 is er slechts een inschrijving. In totaal werden ca. 360 personen ingeschreven. Het is onbekend of de schutterijen te Elsloo, opgericht in 1563 en 1716, ook onder het patronaat van Hubertus waren gesteld. Uit een preek van pastoor Petrus Willems uit 1838 valt op te maken dat het feest van St. Hubertus in de eerste helft van de 19e eeuw als een hoogfeest werd gevierd.
Pastoor Henricus Haesen
- Onder het pastoraat van Henricus Haesen (1883-1905) lijken de Hubertusdevotie en -bedevaarten pas goed tot leven te zijn gekomen. Hij cultiveerde de devotie tot Hubertus lokaal via de voornaamgeving, zoals valt af te leiden uit het doopregister, waarin de naam Hubertus (of een afleiding daarvan als tweede of derde doopnaam) is toegevoegd bij 480 van de 992 door Haesen gedoopte kinderen. Veelal gaf de pastoor op eigen initiatief de naam Hubertus of Hubertina aan de dopeling(e). Haesen heeft Hubertus verder nadrukkelijk naar voren gebracht als helper in nood. De bestaande angsten voor hondsdolheid liet hij in preken naar voren komen: ‘En men op de straat roept kwaad hond, rasige hond, alles loopt en wijnige maar nemen wapens om dezelve te doden, en waar-om, uit vrees dat rasende honden zouden schaden aan mensen en beesten…’ In 1894, eveneens tijdens het pastoraat van Haesen, richtten een zestal inwoners van Elsloo ook de handboogschutterij ‘St. Hubert’ op.
- Op 1 februari 1902 schrijft pastoor Haesen in het Registrum Parochiali: ‘ontvangen van den Almoezenier der kerk van den Grooten H. Hubertus, bijpatroon dezer parochie, St. Hubertussleutels genoemd, die door zonderlinge gebeden gewijd zijn en aan de Stola van dezen Grooten Heilige geraakt hebben.’ Deze sleutels ontving Haesen vanuit de abdij St. Hubert in de Ardennen door bemiddeling van een oud dorpsgenoot, P. Godefridus Hendrickx o.f.m. recollect. Hij gebruikte zo'n voorwerp niet alleen als symbool ter afwending van onheil, maar ook om, naar de gewoonte van de Hubertusabdij, hondsdolheid te bestrijden door zieke dieren te branden.
- De bedevaarten naar St. Hubertus te Elsloo hadden ten tijde van pastoor Haesen en daarna veelal een individueel karakter. Het was niet alleen op de feestdag van de heilige dat de devotie tot Hubertus intensief werd beoefend, maar ook in tijden dat er onder de inwoners van Elsloo en omstreken vrees bestond voor hondsdolheid. Vanwege het ongeorganiseerde karakter is de Hubertuscultus moeilijk te bepalen, maar individuele bedevaarten naar Hubertus te Elsloo konden voor wat betreft het begin van de 20e eeuw nog door oudere ooggetuigen worden bevestigd. Overigens werden vanuit Elsloo zelf ook weer bedevaarten georganiseerd naar een andere cultusplaats van St. Hubertus, in Heppeneert (B).
De Hubertussleutel
- De Augustinuskerk beschikte, zoals gezegd, vanaf 1902 over een St. Hubertussleutel. Het brandvlak van de Hubertussleutels waarmee honden werden aangestreken, was meestal in de vorm van een cornet (jachthoorn) gegoten of gebogen. Het draadijzeren exemplaar (24 cm) van Elsloo heeft daarentegen een massief brandvlak in de vorm van een (Jacobus-)schelp. Het ritueel waarmee de dieren werden gemerkt, is vastgelegd in de onderwijzing/instruction die gegeven is vanuit de Belgische abdij. In dit stuk staat dat als een dier door een ander dier is gebeten of besmet is geraakt, de sleutel bijna gloeiend wordt gemaakt en op de wond of tegen de kop gedrukt wordt, waarna de hond vervolgens negen dagen in quarantaine dient te blijven. Gezonde dieren worden slechts op hun voorhoofd getekend. Ter ere van ‘God, zijne glorierijke moeder en van den H. Hubertus’ worden hierna vijf of negen achtereenvolgende dagen een onzevader en een weesgegroet gebeden; het dier krijgt in deze tijd ter ere van Hubertus gewijd brood of haver te eten. De instructie vermeldt voorts: ‘de wonderbare kracht van deze sleutels is genoegzaam bewezen.’
- In het Registrum Parochiale heeft Haesen verder opgetekend dat de sleutel in bewaring was gegeven bij Mathijs van Es (? 1933), die bij de kerk een winkel annex café had. Haesen vermeldt dat Van Es degene was, die de honden kostenloos moest branden. Het ritueel van het branden op de feestdag van de heilige kende men ook in Stein, waar kluizenaar J. Schotten omstreeks 1871 de honden brandde, en in Geleen, waar broeder Antonius van 1900-1912 deze operatie uitvoerde. Van Es ging als volgt te werk: eerst streek hij de sleutel aan het beeld van St. Hubertus aan, daarna verwarmde hij de sleutel en brandde hij de honden volgens de voorschriften van de onderwijzing/instruction. Er is echter geen sprake geweest van bezweringformules, waarmee getracht werd genezing te bewerken dan wel besmetting te voorkomen. Hoewel Louis Pasteur het vaccin tegen hondsdolheid aan het einde van de 19e eeuw reeds ontdekt had, verdween het ritueel in Elsloo pas na de Eerste Wereldoorlog. Sindsdien is ook de bedevaart in onbruik geraakt en is er alleen sprake van lokale verering met reliekverering, zowel in de Augustinuskerk als in de Mariakerk.
Moderne viering
- Meer binnenkerkelijk vierde men tot 1996 in beide kerken de feestdag van de heilige met de wijding van het Hubertusbrood volgens de gebeden van het Liber manualis en met de verering van de relikwie na de eucharistieviering. In tegenstelling tot andere Hubertusbedevaartplaatsen, werden er in Elsloo geen speciale Hubertusbroodjes vervaardigd; de gelovigen namen zelf brood mee. Tot circa 1980 werd bij de Hubertusmis het brood op de communiebanken gelegd, vanaf de jaren tachtig tot aan 1996 hielden de gelovigen het brood bij zich en vond de zegening vanaf het altaar plaats. Op het altaar zelf werd bij deze gelegenheid een Hubertusbeeld geplaatst. Het gewijde brood werd meestal aan vee en huisdieren gegeven. De reliekverering liet pastoor H. Achten in 1996 voor het eerst achterwege. Omdat de vaste jaarlijkse zegening van het Hubertusbrood de afname van de devotie verhulde, besloot hij in datzelfde jaar deze handeling voor een laatste maal te voltrekken. Op 3 november van dat jaar kwam nog slechts een enkele vereerder met brood.
Groet,Johanna.